Veelgestelde vragen

  • Geïnactiveerde vaccins: bij mensen die gaan starten met immuunsuppressiva: bij voorkeur minimaal 2 weken vóór start immuunsuppressiva.
  • Geïnactiveerde vaccins: bij mensen met chemotherapie: bij voorkeur 3 maanden na beëindigen chemotherapie.
  • Levend verzwakte vaccins: minimaal 4 weken vóór start immuunsuppressiva en gecontra-indiceerd tijdens een verminderde immuniteit.
  • Hoewel vaccinatie tijdens immuunsuppressiva (enkel geïnactiveerde vaccins!) minder effectief kan zijn, is het niet zinloos. Omdat vaccins over het algemeen zowel een humorale als een cellulaire immuunrespons opwekken zijn er maar weinig immuunsuppressiva die er voor zorgen dat vaccins volledig ineffectief zijn.
  • Dit hangt af van de werkingsduur van een middel. Voor een overzicht van de werkingsduur per middel wordt verwezen naar tabel 5b uit de richtlijn ‘vaccinatie bij chronisch inflammatoire aandoeningen’ van het LCI-RIVM.
  • Geinactiveerde vaccins: minimaal 2 weken. Belangrijke kanttekening is echter dat immuunsuppressieve therapie die niet kan wachten, bijvoorbeeld bij een actieve reumatoïde artritis, wel gestart wordt en niet uitgesteld wordt vanwege de vaccinatie(s).
  • Levend verzwakte vaccins: minimaal 4 weken
  • Geïnactiveerde vaccins mogen samen gegeven worden, echter de bijwerkingen zijn dan niet goed te onderscheiden. Meer dan 4-5 vaccinaties op een moment wordt niet geadviseerd.
  • Niet meer dan 1 levend verzwakt vaccin op een moment geven vanwege de kans op een verminderde immuunrespons, m.u.v. toediening van het BMR en varicella vaccin(27, 30). Overleg met een expert indien het nodig is om meerdere levend verzwakte vaccins op hetzelfde moment te geven. 
  • Tabel 4.3 uit de LCI-RIVM richtlijn ‘vaccinatie bij chronisch inflammatoire aandoeningen’ van het LCI-RIVM geeft een goed overzicht van medicatie die wel of niet beschouwd wordt als immuunsuppressief afhankelijk van de dosering.

Een doorgemaakte herpes zoster infectie kan beschouwd worden als een uiting van een falend immuunsysteem. Er zijn weinig gegevens of het doormaken van herpes zoster in immuungecompromitteerde patiënten voldoende beschermt tegen een recidief herpes zoster. Studies laten zien dat Immuungecompromitteerde patiënten een hoger risico hebben op recidief herpes zoster vergeleken met immuuncompetente patiënten (38, 39). Daarom adviseert de werkgroep om immuungecompromitteerde patiënten met een voorgeschiedenis van herpes zoster te vaccineren ongeacht de leeftijd. Dit advies is ook opgenomen in de richtlijn van ‘Centers for disease control and prevention (CDC)’ en de Canadese vaccinatie richtlijn. Adviezen over timing van vaccinatie lopen uiteen van 1-12 maanden na de infectie. Het advies is tenminste te wachten tot dat het acute stadium van ziekte voorbij is en de patiënt geen symptomen meer heeft.